In juni 2020 was ik Artist in Residence bij Metaal Kathedraal Utrecht. Deze residency was onderdeel van Waterschool Utrecht, een project van Metaal Kathedraal en de Waterschool van Studio Makkink en Bey. Ik onderzocht het wezen van de menselijke aanwezigheid op deze locatie en vroeg mijzelf af of mijn bijdrage zou moeten bestaan uit bouwen of "ontbouwen". Het resulteerde in een serie foto's waarin ik met behulp van macro-fotografie landschappen blootlegde aanwezig in restmateriaal van menselijke activiteit. De reconstructie van deze zoektocht is als oude schoolplaten gepresenteerd. Op 4 juli hield ik een afsluitende lezing.
of lees de tekst hieronder
Tekst uitgesproken door Robbert van der Horst bij de presentatie zijn werk UNBUIL(T/D) ter afsluiting van zijn residentie voor Waterschool Utrecht (Studio Makkink & Bey) bij Metaal Kathedraal Utrecht.
Datum 4 juli 2020
Laat ik beginnen met de titel van deze afsluitende presentatie: UNBUIL(T/D) met die T/D. Deze verwijst naar unbuilt architecture (met een t) waarin de utopie en de droom centraal staan (dat wat nog niet gebouwd is). Tegelijk is to unbuild (met een d) het verdwijnen van het bestaande bouwwerk door sloop of verval. In mijn residentie voor Waterschool Utrecht heb ik nagedacht over de bestaande en gedroomde bouwwerken op deze locatie. Ik deed dat met oog voor het tijdelijke of misschien beter het vluchtige. Het werd een onderzoek over dat wat (nog) niet is en over dat wat weer oplost. Ik stelde aan het begin: Er is niet zoiets als lege ruimte.
Er zijn verschillende leegtes. Zo is er het idee van de ruimte als een leeg canvas, het onbeschreven blad. Dat is een concept dat alleen maar werkt vanuit het menselijk perspectief van locatie en tijd. Het suggereert dat er voor onze waarneming niets was ( ik wil de schepping maar even buiten beschouwing laten als u het niet erg vindt, hoewel deze kerk daar misschien anders over denkt ). Dat je hier aan komt en denkt de eerste te zijn – ook al lijkt het evident dat er zonder onze aanwezigheid ook iets was, is en zal zijn. We doen er minder toe dan we denken. Om het maar even ingewikkeld te maken.
De lege ruimte in de uitnodiging verwijst naar een staat van iets wat nog niet is (de droom) en naar iets wat weg is of langzaam verdwijnt. Ik vroeg me af: is dat een cyclisch proces. Wat is de relatie tussen iets wat je weghaalt en een nieuwe droom. Hoe droom je over een plek waar net iets is weggehaald. En mag je dat wel zo noemen als er eigenlijk altijd een residu achterblijft. Want dat wat er staat – ik noem het voor even “het object” laat op minstens twee manieren een spoor achter: Het moleculaire spoor – het residu – en het metafysische spoor.
Het moleculaire spoor kunt u zich misschien voorstellen en is zichtbaar in de platen die hier op de tafels liggen: het verval dat ik vastlegde kan niet zonder het nalaten van een spoor. Er is iets weg en dat zit nu in de bodem, de lucht of het water.
De tweede – het metafysische spoor - is raadselachtiger: denk aan een straat waar een huis is verdwenen. De lege plek die is ontstaan draagt het huis in zich, het staat als het ware nog steeds. Dit aspect gaat over de ruimte die het object inneemt ook als het al weg is en hoe deze zich verhoudt tot de andere objecten en de onmetelijke ruimte.
Misschien is dit een goed moment om even te praten over Dom Hans van der Laan, architect ontwerper en monnik uit de vorige eeuw. Hij beschrijft in zijn boek “de architectonische ruimte” hoe het plaatsen van een muur - opgericht uit materiaal dat aan de aarde is onttrokken - de oneindige ruimte in tweeën deelt: dat wat er voor is en dat wat er achter is. Het ging hem niet zozeer over de verbeelding die dat oproept – het ongekende aan de achterzijde - maar meer over het principe van het oprichten van die muur. En hoe daaruit de cella (of kamer) is ontstaan en daarmee een door actie gecreëerde binnen- en buitenruimte.
Ik vertel dit omdat ik die muur altijd bij mij draag en mij als een soort geweten bevraagt over mijn eigen bouwen. De actie om het materiaal uit de aarde op de aarde plaatsen is voor mij het wezen van het bouwen. Kan de aarde het materiaal dan weer terugnemen? Zijn fundamentele analyse van architectuur heeft mij gevormd als Vluchtige Bouwer: ik probeer zo tijdelijk mogelijk een plek in te nemen en de afdruk op die plek een toevoeging te laten zijn. Al lukt dat lang niet altijd....
Ik neem u even mee terug naar de Waterschool en de vraag die er lag: Kan jij voor de waterschool nadenken over en een bijdrage leveren aan het onderdeel “build” of in het Nederlands “bouwen”?
Ik hou van open vragen en met open vizier betrad ik de kerk en het kerkhof en al wat er tussen licht en erachter langzaam verschijnt (de woonwijk Rijnvliet voor de mensen die niet bekend zijn met de omgeving). Maar even terug naar deze plek, want UNBUIL(T/D) is een site specific werk:
Metaal Kathedraal is voor mijn een kerk en een kerkhof met daartussen een lege ruimte die gevuld is met objecten en bouwwerken. Je voelt de “lege” ruimte tussen de kerk en het kerkhof als een overbrugging tussen hier en hierna. Het is een route. Als lege ruimte heeft zij niet de kracht de objecten en bouwwerken die haar hebben gevuld weg te duwen. Ik formuleerde die vraag: kan de ruimte tussen objecten zichzelf vergroten, de boel aan de kant duwen? Dat zou toch zo mooi zijn. Dan zou vanuit de kerk over de begraafplaats kijkend langzaam de horizon zichtbaar worden. Want het zien van horizon is een hele goede maat van oneindigheid.
4,7 kilometer is de afstand tot de horizon. Voor de liefhebbers: afstand = wortel van 13 maal de kijkhoogte, waarbij de afstand in kilometers is en de kijkhoogte in meters. Gemiddelde kijkhoogte zal zo ongeveer 1,70 meter zijn, dus: 13*1,70=22,1. En dan dus de wortel van 22,1 en dat is 4,7 kilometer.
Ik probeerde dat deze week uit te leggen aan Monique: dit is de bolling van de aarde, ik sta aan de ene kant van de horizon op 4,7 kilometer en jij aan de andere kant ook op 4,7 kilometer. Onze onderlinge afstand is 9,4 kilometer, we kunnen elkaar net nog zien. We doen allebei een stap naar achter. Jij zegt: dan loopt er een cavia op de horizon. Ik zeg: zulk slecht haar heb ik toch ook weer niet? Het verklaart wel waarom er op een drukke zondag in een groot natuurgebied zoveel cavia's te zien zijn.
Ik nam een macro lens en een sterrenkijker mee naar deze plek. De sterrenkijker staat in het hart van de kerk opgesteld. Hiermee poogde ik te kijken wat er tussen de kerk en de horizon stond. Mijn blik botste al heel snel op een gebouwtje van golfplaat. Zou ik met mijn beperkte budget een hijskraan huren en het als actie wegtakelen dan stond er weer een ander gebouwtje achter. En daarachter staan al de fundamenten van een nieuw bouwwerk. Het leek al onmogelijk om op het eigen terrein dichter bij de horizon te geraken. Laat staan wat achter het kerkhof allemaal is verrezen en weg zou moeten. Ik dacht: wij mensen hebben onze horizon zo dichtbij gehaald dat alleen een mier hem nog kan ervaren. De horizon is net als unbuilt architecture een droom geworden.
Ik vervolgde mijn studie met een onderzoek naar de kleine deeltjes, de moleculen van verval. Ik ontdekte dat in de micro-wereld landschappen en kaarten verborgen waren. Het opende een nieuw verhaal, alsof de droom zich genesteld had in het verval. Het was voor mij belangrijk moment: deze landschappen en kaarten openbaren zich als tussenfase van object en molecuul. U ziet de foto’s (of beter: genummerde platen) van deze micro wereld op de tafels liggen.
tekst loop onder de foto door
overzicht van alle platen en de telescoop
Je zou het verontrustend-geruststellende landschappen kunnen noemen. Zien we getuigen van een proces van verval en het spoor dat dat nalaat, of van de droom over leegte en een nieuw begin? Het speelt zich op dit moment af, hier en nu, en het is tegelijk een proces dat zowel het wezen van het bouwen als haar consequentie zichtbaar maakt. Het is het huis die er niet meer zou kunnen staat. Kijken we hier naar de esthetiek of naar het residu, dat wat langzaam is opgelost en uitgespoeld en wordt opgenomen als vreemd element.
Het brengt me bij de verraderlijke esthetiek die ik verder moet onderzoeken. Wanneer is verval werkelijk schoonheid. Waarom geeft een rode rivier in Rusland ondanks de verwoesting ook esthetische bevrediging.
Ik denk dat het belangrijk is het bouwwerk of ingreep te bevragen vanuit de kracht van de lege ruimte. We krijgen het canvas nooit leeg, we hebben cavia op een stok waarmee we tijdelijk onze troep verplaatsen. Mm, het wordt een beetje een raar verhaal. Begrijp me niet verkeerd, voor nu ben ik de cavia.
Dank jullie wel.
Robbert van der Horst juli 2020
Aanvulling naar aanleiding van de vragen
----
Het is bijzonder dat zeecontainers, ontworpen om als modulair object in beweging te zijn, op zoveel plekken het omgekeerde zijn geworden: Het enige wat ze nog weg krijgt is verval.
----
Je zou kunnen zeggen dat alle objecten die zich tussen de kerk en het kerkhof bevinden er niet toe doen. Op de vraag waarom kies je de kerk en het kerkhof als vaste punten: voor mij is de kerk een plek van ritueel waar mensen het leven vieren en het kerkhof de plek van gemis en stoffelijke afwezigheid de as van dit complex. De kerk ligt precies Noord – Zuid omdat waarschijnlijk de gebruikelijk Oost - West richting niet op de kavel paste. Tegelijk is de kavel iets gedraaid ten opzichte van de as van de kerk, waardoor feitelijk de hartlijn van de kerk een hoek van het kerkhof schampt. Maar voldoende om te spreken van een voor, midden en achterstuk van de kavel.
----
Als je nu toch iets zou gaan bouwen voor de Waterschool, wat zou je dan doen? Ik heb deze residentie niet opgevat als een ontwerpopgave. Ik zou beginnen met schoonmaken (cleaning) van het landschap tussen de kerk en het kerkhof. Dan stel ik mij een bouwwerk voor dat voortdurend in beweging is, dat voor kortere periodes een plek in neemt en dan weer iets verder trekt op het terrein. Of misschien wel het terrein verlaat. Het object kan zelf mobiel zijn, of mobiel zijn doordat mensen het uit elkaar halen en elders weer opbouwen. Dat laatste is eigenlijk het meest interessant. Dat je met de kinderen, ouders en leraren samen die verplaatsing realiseert. Zoals vroeger in Drenthe hele boerderijen konden worden verplaatst.
“De constructie van de boerderij was zodanig dat het hele geraamte goed uit elkaar te halen was: de eiken gebinten hebben pen en gat verbindingen. Zo konden hele boerderijen worden verkocht en verplaatst. De telmarken op de gebinte stijlen waren om de juiste opbouw te reconstrueren. (Een prachtig voorbeeld van flexibel bouwen!) De schuur of ‘deel’ had een aangestampte lemen dorsvloer. Deze werd regelmatig met nieuw leem besmeerd – en bloed om het harder te maken” bron: http://www.deleemstee.nl
----
Ik deed in 2016 bij de Utrechtse Stadsboerderij ROOD l NOOT een onderzoek naar performatieve / vluchtige architectuur. Het resulteerde in een korte stop-motion film van een brug die naar de overkant beweegt. De brug is er nooit als een geheel. Het filmpje van dit project zie je hier: https://youtu.be/XBESIuVflcE
----
Tegenwoordig kan je de horizon zien door hoger te bouwen dan de buurvrouw. Je koopt met beton het uitzicht dat je ook – staand op je voeten – in de natuur zou kunnen hebben. Maar door dat beton – of ander bouwmateriaal – wordt je steeds verder naar achter gedrongen.
----
Aanvullend op mijn kijk naar de mens, de aarde en het spoor: kijk eens naar documentaire van Omroep Gelderland over mijn Radiobaken-project Aardlander. https://www.omroepgelderland.nl/nieuws/2049438/Geluiden-uit-de-grond